
Camerascherm
Symbolen voor de camera:
• De symbolen voor het apparaatgeheugen (
) en de
geheugenkaart (
) (1) geven aan waar afbeeldingen
worden opgeslagen.
• Het afbeeldingssymbool
(2) geeft aan hoeveel
afbeeldingen, afhankelijk
van de geselecteerde
beeldkwaliteit, er in het
resterende geheugen van
het apparaat of op de
geheugenkaart passen.
• Het
zelfontspannersymbool
(3) geeft aan dat de
zelfontspanner is
geactiveerd. Zie ‘Zelf op
de foto—Zelfontspanner’ op pag. 22.

Camera
20
Copyright © 2006 Nokia. All rights reserved.
• Het reeksmodussymbool (4) geeft aan dat de
reeksmodus actief is. Zie ‘Automatisch foto's met
tussenpozen maken’ op pag. 22.